Pieter Boskma is als dichter niet mis te verstaan. In het zeer lange scheppingsgedicht 'Mensenhand' waarmee de gelijknamige bundel opent wordt op het eind het dichterschap gevierd, met 'hoge gevoelens en wilde / associaties', 'tuimelende beelden' maar ook een 'krachtige gedachte' die alles met elkaar verbindt. Al even expliciet is de volgende afdeling, 'De herademing', waarin de dichter na een rouwperiode (zie zijn vorige bundel 'Doodsbloei' (2010)) zich weer hervindt en wil schrijven over 'de lente en de liefde, die alleen en anders niet' en 'het haast extatische verlangen naar de ander / in ons allen'. De toon van deze poëzie zoekt de uitersten op: van onbeschaamde pathetiek, soms op het lachwekkende af , clichés niet schuwend, naar onverheven, ronduit lelijke tekst, vormloos, hompelig. Deze afwisseling heeft het paraaf van de dichter. Hij kan rustig schrijven 'dat was best wel depri', maar ook 'Welkom, o angst, geweldige raadsheer, / nu kunnen wij schudden iedere voortgang'. Zijn brede aanpak van dit herlevingsproces, uiteindelijk plaatsvindend via de poëzie zelf, resulteert in een lang incanterend verzoeningsgedicht: 'Ik verzoen mij met het leven, / met mijn lot als dichter' en zo nog meer dan driehonderd versregels met verzoeningsopsommingen.
Nederlands | 9789044620573
Titel | Mensenhand : gedichten |
Auteur | Pieter Boskma |
Type materiaal | Boek |
Uitgave | Amsterdam : Prometheus, 2012 |
Overige gegevens | 128 p - 22 cm |
ISBN | 9789044620573 |
PPN | 33869529X |
Rubriekscode | Nederlands 875 |
Taal | Nederlands |