Annemarie Estor (1973) kreeg de Herman de Coninckprijs 2011 voor haar debuut 'Vuurdoorn me', een zinnelijke titel die feilloos aansluit bij haar nieuwe bundel, waarin de gretige verlangens van de vrouw in een mythogiserend verhaalgedicht de boventoon voeren. 'Hij hield me vast / met zijn klimmende spieren. Aderen zwollen. / Ik telde mijn adem. / Hij lag op mijn keel, / hij deukte mijn appel, / hij blutste mijn teugen / tot stokkende happen.' Dit is poëzie in de traditie van Hugo Claus, maar dan vanuit vrouwelijk perspectief. Het handelt dan over open stellen en binnen willen laten, uit laten stromen en ontvangen, en dat allemaal in een pralende taal, bont en klankrijk, 'Mijn lichaam wist nog hoe zijn lichaam voelde. / Hij was een dier en zoet als dadels. / Maar hij trok de takken van mijn longen, / beefde mijn tong.' Misschien is alles wat over de top geformuleerd, maar Estor weet op die hoge en geëxalteerde toon toch zoveel brille te bereiken dat ze overtuigt en meevoert, wat voor een min of meer verhalend, lang en in episoden verdeeld gedicht toch een prestatie van jewelste is.
Nederlands | 9789028424456
Titel | De oksels van de bok : een gedicht |
Auteur | Annemarie Estor |
Type materiaal | Boek |
Uitgave | Amsterdam : Wereldbibliotheek, cop. 2012 |
Overige gegevens | 60 p - 22 cm |
ISBN | 9789028424456 |
PPN | 33592641X |
Rubriekscode | Nederlands 875 |
Taal | Nederlands |
Onderwerp algemeen | Liefdesgedichten |