Filosofische geschiedenis van het individuatiebeginsel, de persoonlijke ontwikkeling van een individu, door de joodse wijsgeer (1878-1965).
Voor het denken van de Duits-joodse filosoof Martin Buber (1878-1965) bestaat nog steeds veel belangstelling. De meeste aandacht kreeg Bubers werk in de periode van het existentialisme, maar ook andere aspecten van zijn werk, zoals zijn publicaties over joodse mystiek, trekken veel aandacht. Hoewel de eerste uitgever van Bubers werk, nog in de tijd voor 'Ich und Du' claimde dat alles wat Buber in de periode daarvoor had opgeschreven in zijn uitgave was opgenomen, is Bubers dissertatie uit 1904 over de geschiedenis van het individuatiebeginsel daarin zonder opgaaf van redenen weggelaten (vergeten?) en dus is pas nu voor het eerst het volledige wetenschappelijk werk van Buber compleet in het Nederlands toegankelijk. Onder de term individuatie verstaat men het ontwikkelen van de eigen zelfstandige persoonlijkheid van het individu. Als voorbeelden hiervan koos Buber voor twee grondleggers van het nieuwe metafysische individualisme: enerzijds voor de filosoof Cusanus (1401-1464), denker op het keerpunt van twee perioden, tussen mystiek en scholastiek, en voor Jacob Boehme (1575-1624), 'de Individualist van de Duitse mystiek', een schoenmaker zonder opleiding. Op het eerste gezicht een nogal merkwaardige combinatie. De joodse mystiek blijkt echter inspirerend.\nHanna Blok
Nederlands | 9039108935
Titel | De geschiedenis van het moderne individu |
Auteur | Martin Buber |
Secundaire auteur | Inigo Bocken |
Type materiaal | Boek |
Uitgave | KampenTen Have, cop. 2005 |
Overige gegevens | 110 p - 22 cm |
Annotatie | Met lit. opg. - Vert. van: Geschichte des Individuationsproblems. - 1904. |
ISBN | 9039108935 |
PPN | 288122623 |
Taal | Nederlands |
Onderwerp algemeen | Wijsgerige antropologie |