Gedichten.
Wouter Godijn (1955) houdt in de vijfde dichtbundel sinds zijn debuut in 2000 de brede, vertellende en springerige toon vol die hem van anderen onderscheidt. Soepel, maar allerminst gemakzuchtig bouwt hij zijn meestal kloeke gedichten op, die ernst en humor naadloos met elkaar verbinden, het experiment niet schuwen en toch verre van hermetisch blijken. Een mooi begin van 'Hoe nu verder': "Hoe nu verder als de appels vochtig smakkend vallen / en het lallen der apen een aanvang neemt?" Dit wordt geen herfstgedicht in de trant van Bloem. "Wat moeten we nu beginnen? / oud, dom zonnetje van me." Godijn is een kwistig dichter, die niet om woorden verlegen lijkt te zitten en die zijn taalstroom moet indammen met veel witregels, een voortdurende hapering bewerkstelligend die de aandacht trekt en vereist. Soms neigt hij naar Toon Tellegen: "Naakt stond ik voor U. Ik scheurde // mijn japon. Niet zozeer om U te behagen, / meer omdat ik niet anders kon. // U deed er niet veel toe, / hoewel ook weer wel. // U zat maar te geeuwen, / terwijl ik stond te schreeuwen: // 'De zon! Ik zie de zon!'" In al zijn raadselachtige eenvoud is dit een mooi, intrigerend gedicht. Godijn grossiert in dit moois, hij is in zeer korte tijd een opvallende aanwezigheid in onze poëzie geworden.
Nederlands | 9789025419257
Titel | De zieken breken |
Auteur | Wouter Godijn |
Type materiaal | Boek |
Uitgave | Amsterdam [etc.] : Contact, cop. 2008 |
Overige gegevens | 62 p - 24 cm |
ISBN | 9789025419257 |
PPN | 310871921 |
Rubriekscode | Nederlands 875 |
Taal | Nederlands |