Gedichten.
Anton Gerits (1930) is al meer dan vijftig jaar dichter. In 1957 debuteerde hij bij A.A.M. Stols met de bundel 'Grondbezit'. In 1996, nadat hem in '93 de Literaire Prijs van de provincie Gelderland werd toegekend, maakte hij een rentree als dichter met 'Landschapsbeheer' bij De Beuk. Zijn poëzie is welgevormd, muzikaal en kernachtig, meestal in reeksvorm opgesteld, en licht archaïserend wat vocabulaire betreft. De nieuwe bundel is maar gedeeltelijk nieuw: drie reeksen stonden eerder in 'Asielbeleid'(1997) en zijn licht gewijzigd, een vierde reeks is er aan toegevoegd, 'Van voorbijgaande aard'. De titel zegt voldoende over zowel de aard van het menselijk bestaan als over het voorbijgaande karakter van de aarde zelf, in het blikveld van de sterveling. "Zoals wij eens, ach hoe lang geleden, / ter wereld kwamen uit een duister niets / zo lossen wij eens op, ach hoe zeer nabij, / als wolken in het avondlijke donker [...]". Gerits is een vaardige, meeslepende dichter die zijn existentiële preoccupaties in een mooie, algemeen geldige vorm weet te gieten, die veel mensen kan aanspreken. "Hoe zeer vervuld wij waren van verwachting / een voorjaar dat voldragen opengaat / met pijn die zich verandert in genot [...]". De oudere dichter spreekt.
Nederlands | 9789058503893
Titel | Van voorbijgaande aard : vier reeksen in octaven geschreven |
Auteur | Anton Gerits |
Type materiaal | Boek |
Uitgave | Nijmegen : WLP uitgevers, 2008 |
Overige gegevens | 81 p - 23 cm |
Annotatie | Uitg. in samenw. met Dichterscollectief 2006 - Deels eerder verschenen in: Asielbeleid. - Amsterdam : De Beuk, 1997 |
ISBN | 9789058503893 |
PPN | 315013141 |
Rubriekscode | Nederlands 875 |
Taal | Nederlands |