Essays over binnen- en buitenlandse dichters.
Het is goed dat Menno Wigman (1966) naast zijn succesvolle dichtbundels nu een essaybundel laat verschijnen die zijn poëtische instelling en achtergrond nader belicht. De dichters op wie hij zich, soms ook als vertaler, beroept zijn Baudelaire, Mallarmé, Benn, Else Lasker-Schüler. Meer als stroming gedacht heeft hij veel affiniteit met de decadenten. Hij leeft met de poëzie en denkt dus na over wat poëzie is, wat die kan betekenen voor iemand en hij schuwt daarbij de ironie niet: "Je zult maar dichter zijn." (eerste zin, in een stukje over dat dichters aldoor maar moeten optreden). Wigman is geestig, zelfironisch, heeft zijn voorkeuren en vooral: hij is werkelijk belezen en weet waarover hij het heeft. Sommige essays zijn herziene voorwoorden bij bloemlezingen die hij heeft gemaakt, bijvoorbeeld bij Franse prozagedichten uit het fin de siècle. Misschien zijn mooiste, want simpele en van kennis van zaken getuigende project was dat uit Awater, hier herdrukt, waarin hij in navolging van Hendrik de Vries twee gedichten tegen elkaar aanzet en in samenhang bespreekt. Spectaculair is zijn confrontatie van 'Eer'van Maurits Mok met 'De zwijgzaamheid' van Gerrit Komrij. Een aforisme van Wigman: "Maar schrijven, ik zei het al eens eerder, is stelen van dieven."
Nederlands | 9789044614930
Titel | Red ons van de dichters |
Auteur | Menno Wigman |
Type materiaal | Boek |
Uitgave | Amsterdam : Prometheus, cop. 2010 |
Overige gegevens | 239 p - 20 cm |
Annotatie | Artikelen en reportages grotendeels eerder verschenen |
ISBN | 9789044614930 |
PPN | 32583136X |
Rubriekscode | 815.1 |
Taal | Nederlands |
Onderwerp algemeen | Poëzie; Opstellen |
PIM Rubriek | Gedichten en Versjes |
PIM Trefwoord | Poëzie |