"Ruth Gipps studeerde aan het Royal College of Music bij Vaughan Williams en Gordon Jacob. Ook leerde ze hobo spelen bij Leon Goossens. Vrouwen werden toen niet vanzelfsprekend geaccepteerd als orkestmusicus. Tijdens WO II echter waren veel mannen aan het front. Vandaar dat Gipps toch nog als hoboïst aan de slag kon bij het City of Birmingham Orchestra. Na de oorlog maakten de modernistische modes het Gipps moeilijk om haar werk uitgevoerd te krijgen. Vandaar dat ze besloot zelf een aantal orkesten op te richten. Drie werken van deze cd ontstonden tijdens de oorlog: het Hoboconcert, het symfonische gedicht Death On The Pale Horse en de ouverture (tot een onvoltooide opera) Chanticleer. De Derde Symfonie ontstond in de jaren zestig. Denk niet op voorhand dat dit traditioneel werk is van een vergeten minor composer. Vooral in de symfonie is de muziek gelaagder dan je zou verwachten, waardoor je als luisteraar op vele fascinerende momenten wordt getrakteerd." (muziekweb.nl)
Christoph Eschenbach voert dit royale overzicht uit van de weelderige, hyperromantische muziek van de Oostenrijkse componist Franz Schreker. Niet alleen was hij de operacomponist bij uitstek van zijn generatie, hij bracht ook, zegt Eschenbach, "Mahlers symfonische geschriften naar een geheel nieuw niveau". Het album bevat het extatische "Nachtstück" van Der ferne Klang, de prachtige Kamersymfonie en enkele ravissante orkestliederen, met Chen Reiss en Matthias Goerne. (https://www.deutschegrammophon.com)
De gerenommeerde Estlandse dirigent Paavo Järvi zet zich al jaren in voor de muziek van zijn vaderland. Met het in 2011 door Järvi opgerichte Estland Festival Orkest gaat de dirigent voort op deze weg en brengt hij muziek van minder bekende Estlandse componisten onder de aandacht. Op dit album is het de beurt aan Eduard Tubin. Deze geldt met zijn tien symfonieën niet alleen als founding father van de Estlandse symfonische muziek, Kratt (1961) is tevens het eerste ballet van dit Baltische land. Tubin kwam op het idee na een bezoek aan Zoltán Kodály in Boedapest. Kodály was enthousiast over Tubins composities, al gaf hij wel de raad meer met Estlandse volksmuziek te doen. Dat deed Tubin. Voor zijn ballet nam de componist niet minder dan dertig Estlandse volksliedjes en volksdansen als uitgangspunt. Het resultaat is verbluffend, al doet de stijl hier en daar denken aan Bartóks balletten als De Wonderbaarlijke Mandarijn. (...) (Muziekweb)
Als je de nalatenschap van Charles Koechlin in één woord wil samenvatten, dan kan dat met de term: onderschat. Misschien is niet alles van zijn omvangrijke oeuvre even belangrijk, wie zal het zeggen. Veel echter is origineel, bijzonder mooi en van niveau. Zoals The Seven Stars' Symphony (Amerikaanse titel), die geïnspireerd werd door klassieke filmsterren als Douglas Fairbanks, Greta Garbo, Merlène (sic) Dietrich en Charlie Chaplin. In het eerste geval gaat het om een verwijzing naar de film The Thief of Bagdad (die van 1924). Bij Dietrich en Chaplin werden de namen van de artiesten omgevormd tot een muzikaal thema. Koechlin was in de jaren 1920 nog wel een belangrijke figuur in het Parijse muziekleven. Gaandeweg stond hij echter meer bekend als een muziektheoreticus en organisator dan als componist. Hij verbleef een aantal keren in de VS om les te geven. Sommige van Koechlins werken zijn geïnspireerd door Rudyard Kiplings literaire klassieker Jungle Book. (...)|
De muziek van Hugo Alfvén is altijd dicht bij het hart van het Zweedse volk geweest en behoort tot enkele van de belangrijkste en meest representatieve van de geest van het land. Alfvén staat bekend als een vrolijk entertainer in composities als Den förlorade sonen, maar zijn symfonieën laten een andere, meer elegische en vaak dramatische kant zien. Het succes van Alfvéns symfonieën heeft het muzikale klimaat van Zweden fundamenteel veranderd en met een aanzienlijke verzameling orkestrale muziek die zijn glorieus rijke en gevarieerde stijl vertegenwoordigt, nemen deze opnames ons mee in de opmerkelijke wereld van het Scandinavische landschap en de Scandinavische cultuur. (naxos.com)
Andrei Yakovlevich Eshpai 15 May 1925 – 8 November 2015) was an ethnic Mari (Russian and Soviet) composer. He was awarded the title of People's Artist of the USSR in 1981. Eshpai was born at Kozmodemyansk, Mari El to a Mari father and Russian mother. A Red Army World War II veteran, he studied piano at Moscow Conservatory from 1948 to 1953 under Vladimir Sofronitsky, and composition under Nikolai Rakov, Nikolai Myaskovsky and Evgeny Golubev. He performed his postgraduate study under Aram Khachaturian from 1953 to 1956. Eshpai was the son of the composer Yakov Eshpai, and the father of the filmmaker Andrei Andreyevich Eshpai. On 8 November 2015, Eshpai died in Moscow from a stroke at the age of 90.
Nino Rota achieved international recognition as a composer of film music and his work in collaboration with Federico Fellini is universally admired. His orchestral music is much less well known but deserves a re-appraisal. The First and Second Symphonies were written simultaneously during the second half of the 1930s, when Rota had already developed his unmistakably tuneful style. Hints of a tenuous, yet well-balanced modernism are discernable, but he avoids extreme stylistic experimentation. Both symphonies display a directness of expression in a neoclassical style that constantly celebrates a landscape in sound. Marzio Conti conducts the Filarmonica ’900 del Teatro Regio di Torino. (chandos.net)
A composer of striking originality, given to rejecting schools, cliques, and fashions, Ohana pursued a distinguished career that is as hard to characterize as his nationality. His father had Andalusian heritage, but as the family had settled in Gibraltar, had British citizenship. Maurice was born in Morocco and brought up in Bayonne, France. He studied in Paris and Barcelona, joined the British Army in World War II and fought in Italy, staying behind to study composition with Casella. In 1947 he returned to Paris and founded a group called "Zodiaque," devoted to the ideal of artistic freedom, mainly freedom to reject the twelve-tone system that was then rapidly taking over European musical thought. His manifesto attacked serialism, "Parisian cliques," and avant-garde techniques. This made him a lifelong foe of the Pierre Boulez, the avant-garde serialist who led the dominant Parisian clique from that time and for the next half-century. (...) [Maurice Ohana, www.allmusic.com]|
Markevitch, die later naam zou maken als dirigent, schreef in een idioom dat de gracieuze stijl van Roussel en Ravel verbindt met de veel bitsere, scherpe stijl van Prokofiev, die vooral in de "Cinéma-Ouverture" doorklinkt. Het is juist weer de meer vriendelijke kant die de textuur van "Cantique d'amour" bepaalt, een werk dat niet alleen aan Ravel schatplichtig is, maar waarin ook Skriabin af en toe over de schouder lijkt te hebben meegekeken. Revolutionair is het gebruik van kwarttonen in het ballet "L'envoi d'Icare". Het Gelders Orkest, met dirigent Christopher Lyndon-Gee, heeft hoorbaar tijd en moeite gestoken in het doorgronden van de af en toe zeer ingewikkelde passages in deze opmerkelijke werken van een al even complex persoon. (muziekweb.nl)
Igor Stravinsky recorded his The Soldier's Tale Suite three times -- first in 1932, then again 1954, and finally in 1961. He seems, however, to have recorded the complete work not at all. He did record the four additional minutes of music necessary to produce a complete performance in early 1967 -- but no recording of a complete performance was ever released. This 2006 Sony release of the complete Soldier's Tale with the composer leading the Columbia Chamber Ensemble is in fact a complete performance: an expanded version of the 1961 recording plus the extra four minutes and a dubbed in Jeremy Irons serving as the narrator. Featuring the expert work of violinist Israel Baker, trumpeter Charles Brady, and percussionist William Kraft along with four other ace L.A. players and recorded by producer John McClure in bright, clean sound in Columbia's Hollywood studios, Stravinsky's 1961 recording of the suite was arguably his most technically secure and interpretively persuasive, (...) (AllMusic)
Heitor Villa-Lobos is de belangrijkste Braziliaanse componist van de 20e eeuw. Hij wist de principes van de West-Europese klassieke muziek te combineren met de Braziliaanse volks- en straatmuziek, de cyclus Bachianas Brasileiras is er de getuige van. De symfonieën van deze cd ontstonden in de jaren 40, toen Villa-Lobos’ reputatie ook in Noord-Amerika voet aan de grond had gekregen. De Symfonieën nrs.8, 9 & 11 werden in verschillende grote steden nabij de Amerikaanse oostkust in première gebracht. Zo was de Symfonie nr.11 een opdracht van de Boston Symphony Orchestra. Het blad Musical America was destijds onder de indruk van de ‘onmiddellijke charme’. De New York Times was kritischer, de recensent vond het ‘oppervlakkig’. De toelichting bij deze cd echter noemt de symfonie een ‘perfecte inleiding op het latere werk van Villa-Lobos’. (HJ)
Krzysztof Eugeniusz Penderecki (23 November 1933 – 29 March 2020) was a Polish composer and conductor. His best-known works include Threnody to the Victims of Hiroshima, Symphony No. 3, his St Luke Passion, Polish Requiem, Anaklasis and Utrenja. His oeuvre includes five operas, eight symphonies and other orchestral pieces, a variety of instrumental concertos, choral settings of mainly religious texts, as well as chamber and instrumental works. (muziekweb.nl)
Onze website en deze zoekfunctie is vernieuwd en we werken er op dit moment hard aan om de laatste puntjes op de i te zetten. Mis je bepaalde functionaliteiten, dan vind je hieronder tijdelijk nog de link naar oude zoekfunctie.