Volkmanns vader werkte als kerkmusicus. Hij trainde zijn zoon aanvankelijk om hem in diens ambt op te laten volgen. Zodoende leerde Volkmann het orgel te bespelen, maar ook de piano. Volkmann studeerde viool en cello bij Friebel, en op 12-jarige leeftijd speelde hij cellopartijen in diverse strijkkwartetten van Haydn, Mozart en Beethoven. In 1832 startte Robert Volkmann de opleiding aan het Gymnasium te Freiberg, met als doel om onderwijzer te worden. Daar kreeg hij muziekles van Anacker, die hem aanspoorde om zich volledig op de muziek te richten.[1] Na de Freiberg-periode ging Volkmann in 1836 naar Leipzig om bij de organist Carl Ferdinand Becker te studeren. In Leipzig ontmoette hij Robert Schumann, die tijdens zijn studie voor de nodige stimulansen zorgde. Schumann en Volkmann zouden elkaar daarna nog diverse keren treffen. (Wikipedia)
"Saverio Mercadante was een Italiaans componist en muziekpedagoog. Tot ca. 1822 was hij een gevierd operacomponist en zijn werken Elisa e Claudio (1821) en Adele ed Emirico (1822), stonden behalve in Italië bij La Scala in Napels, ook op het programma van de operahuizen in Londen, Paris en Wenen. Rond 1822 verwierf Donizetti de gunsten van het publiek, en was Rossini, zowel als Bellini ook veel gevraagd, waardoor Mercadante de komende 4 jaar geen opdrachten meer zou verkrijgen. Inmiddels had hij zijn geluk gezocht in Wenen en Parijs, waar zijn werk Les noces de Gamache in première ging. In 1827 was hij weer terug in La Scala met zijn werken Didone abbandonata en Il Montanaro. Van 1827 tot 1831 was hij werkzaam in Madrid, Cádiz en Lissabon. In die tijd componeerde hij o.a. de werken Adriana in Siria (1828) en Gabriella di Vergy (1828). Na zijn terugkomst componeerde hij Donna Caritea (1832)." (Wikipedia)
"Pauline Viardot was één van de grootste operazangeressen van de negentiende eeuw. Ze componeerde bovendien een paar honderd werken en was een zeer invloedrijke persoon in de muziekwereld van haar tijd. Pauline Viardot, in 1821 in Parijs geboren als Pauline García, kwam uit een beroemd, muzikaal gezin. Haar vader Manuel was een Spaanse tenor, zangleraar, componist en impresario. Haar moeder was een actrice en operazangeres. Pauline maakte al met 16 jaar haar debuut als concertzangeres en zong twee jaar later haar eerste opera: Rossini’s Otello in Londen en later in Parijs. In Parijs leerde ze theaterdirecteur Louis Viardot kennen, met wie ze op 18-jarige leeftijd trouwde. Als Pauline Viardot reisde de zangeres van de ene culturele hoofdstad naar de andere, overal roem en lof oogstend met haar charisma en haar indrukwekkende zangtechniek. Ze groeide uit tot één van de grootste en bekendste operazangeressen van de negentiende eeuw." (Operamagazine)
"Brahms werd geboren in een sloppenwijk van Hamburg. Hij was de zoon van een muzikant die in cafés hoorn en contrabas speelde, en een kleermaakster. Zijn ouders zagen al snel zijn grote muzikale talenten en hij kreeg op zijn zevende jaar pianoles van Otto Friedrich Cossel. Toen hij tien jaar oud was, speelde hij de pianopartij in het pianokwintet opus 16 van Ludwig van Beethoven. Brahms moest, toen hij ongeveer dertien jaar was, om zijn ouders te steunen in hun voortdurende strijd tegen de armoede, populaire muziek spelen in kroegen en bordelen. Ondertussen las hij poëzie van onder anderen Novalis en Hölderlin om te ontsnappen aan het werk dat hem tegenstond. In deze periode arrangeerde en componeerde hij populaire salonmuziek voor piano-vierhandig: de manier in die tijd om amusementsmuziek in huiskamers ten gehore te kunnen brengen. Op zijn vijftiende begon Brahms volksliedjes te verzamelen en te bewerken en in 1851 kwam zijn eerste officiële werk tot stand." (Wikipedia)
De gemene deler van de hier gepresenteerde composities is de poëzie van Dante Alighieri, zeker een van de grootste dichters aller tijden, wiens onsterfelijke verzen generaties kunstenaars door de eeuwen heen inspireerden. Uitgaande van de muziek van Rossini, richt het album zich vervolgens op de historische periode van de negentiende eeuw tot het midden van de twintigste eeuw, waaronder, naast beroemde namen (Puccini, Ponchielli, Boito, Castelnuovo-Tedesco) een reeks minder bekende componisten voor het grote publiek, maar van buitengewoon belang voor het begrip van deze historische periode. (naar tactus.it)
Graham Johnson (Bulawayo (Rhodesië), 10 juli 1950) is een Brits pianist, liedbegeleider en kenner van en publicist over het werk van liedcomponisten als Franz Schubert, Robert Schumann en Johannes Brahms. Johnson was de zoon van een vader die piano en saxofoon speelde. Hij ging in 1967 naar de Royal Academy of Music om piano te studeren. In 1972 studeerde hij en vervolgde zijn studies bij Gerald Moore en Geoffrey Parsons. In 1972 woonde hij een recital bij met Peter Pears en Benjamin Britten. Dat werd het begin van zijn eigen interesse in liedbegeleiding. In 1976 richtte hij The Songmakers' Almanac op, met het doel om onbekende liederen naar boven te halen en publiek te maken. Dit gebeurde met zangers die ook aan de wieg stonden van deze 'almanac', zoals Anthony Rolfe Johnson en Richard Jackson. Hetzelfde gold voor Felicity Lott en Ann Murray, met wie hij in 1990 Sweet Power of Song uitgaf. Bekend werd hij vooral door zijn samenwerking met het muzieklabel Hyperion.
Ann Murray is geboren in Dublin. Nadat ze een aantal prijzen had gewonnen op de Feis Ceoil, studeerde ze zang aan het College of Music (nu het DIT Conservatory of Music and Drama, Dublin) bij Nancy Calthorpe en kunst en muziek aan het University College Dublin. In 1968 maakte ze haar Ierse operadebuut met de herdersrol in een concertuitvoering van Tosca. Ze studeerde verder bij Frederic Cox aan het Royal Manchester College of Music en maakte in 1974 haar podiumdebuut als Alcestis in Christoph Willibald Glucks Alceste. Ze heeft sindsdien in alle grote operahuizen gezongen en is vooral bekend om haar uitvoeringen in werken van George Frideric Händel, Wolfgang Amadeus Mozart en Richard Strauss. (...)
"Johann Vesque von Püttlingen (pseudoniem Johann Hoven) (23 juli 1803 - 29 oktober 1883), was een Oostenrijkse advocaat, diplomaat, schrijver, componist en zanger. Zijn volledige naam en titel in het Duits was Johann Vesque, Freiherr von Püttlingen. Vanaf 1828 publiceerde hij een aantal eigen composities onder de naam 'J. Hoven', of later 'Johann van Hoven' waarvan vele - net als de rest van zijn oeuvre - bijdragen waren aan het lyrische vocale repertoire; meer dan 100 van zijn liedjes waren zettingen van Heinrich Heine. In totaal componeerde hij meer dan 330 liederen, met name de Ironischen Lieder; zes opera's, waaronder Turandot (1838) en Jeanne d'Arc (1840); en ongeveer twintig kwartetten, zowel in heilige als seculiere instellingen. Onder zijn contacten bevonden zich Robert en Clara Schumann, Hector Berlioz ,Franz Liszt, Carl Loewe , Giacomo Meyerbeer, Felix Mendelssohn en Otto Nicolai." (en.wikipedia.org)
Hugo Philipp Jakob Wolf (Windischgr?z, Stiermarken, thans Sloveni?, 13 maart 1860 ? Wenen, 22 februari 1903) was een Oostenrijks componist. Zijn vader begon hem met zijn vierde jaar al piano- en vioolles te geven. Ge?spireerd door Beethoven begon hij al op jonge leeftijd te componeren. Hij studeerde van 1875 tot 1877 aan het Konservatorium der Gesellschaft der Musikfreunde in Wenen bij onder meer Robert Fuchs. Daar leerde hij zijn medestudent Gustav Mahler kennen en raakte met hem bevriend. De muziek van Wagner trok hem zeer aan; die van Brahms verafschuwde hij. Wolf wordt terecht beschouwd als de componist die als eerste Wagneriaanse invloed integreerde in het Duitse lied. Wolf is erin geslaagd zijn voorganger niet na te bootsen, maar een eigen persoonlijke taal te ontwikkelen. Hij componeerde tussen 1888 en 1891 in een recordtempo meer dan 200 liederen, die zijn betekenis als componist hebben bepaald.
Hans Guido Freiherr von B?low (Dresden, 8 januari 1830 - Ca?o, 12 februari 1894) was een Duits dirigent, virtuoos, pianist en componist tijdens de Romantiek. Hij was een van de beroemdste dirigenten van de 19e eeuw; zijn bemoeienis was voor diverse belangrijke componisten uit die tijd een factor van betekenis om succes te krijgen, zoals ook voor Richard Wagner. Een van zijn vindingen was de contrabas met vijf snaren. Ook het invoeren van pauken die voorzien waren van pedalen is hem toe te schrijven; die pauken werden vanaf dat moment standaardinstrumenten in het symfonieorkest. Door zijn bijzonder accurate, gevoelige en diepzinnige muzikale interpretaties, vestigde hij zijn naam als een virtuoos dirigent die pas op latere leeftijd tot volle wasdom kwam. Hij was ook een intelligent en geestig muzikaal journalist. (...)
Onze website en deze zoekfunctie is vernieuwd en we werken er op dit moment hard aan om de laatste puntjes op de i te zetten. Mis je bepaalde functionaliteiten, dan vind je hieronder tijdelijk nog de link naar oude zoekfunctie.