The Bjoerling career in opera was one of many Metropolian Golden AGes, and his colleagues on this recording - Licia Albanese, Zinka MIlanov, Renata Tebaldi and Rober Merrill - added to that great era (...). Every truly great singer has his or her own unique sound, and possibly no voice is more instantly recognizable than that of Jussi Bjoerling (1911-1960). At the outset of his carreer it was a true lyric tenor, wich eventually developed and sustain a seemingly endless phrase, thanks to a matchless control of breath and innate musicianship. And the voice had its clarion moments, but no one ever went tot a Bjoerling Performance only tot hear his high C, effortless as it was. One went tot hear an artist in an integrated portrayal of an operatic character, a portrayal so complete that it seemed more true than life itself. (Richard More, Cd-boekje)
Deze Zweedse tenor (1911-1960) vormde eerst met zijn vader en zijn twee broers een zanggroep, het Björlingkwartet, voordat hij in 1929 debuteerde als solist. In 1938 werd als een van de eerste tenoren verbonden aan de Metropolitan Opera House te New York. Dit was het begin van een wereldwijde carrière als heldentenor in het belcantogenre. Björling prijkt nog steeds hoog op lijsten met de beste vocalisten van de 20e eeuw, soms zelfs op de eerste plaats. Deze box bevat 4 CD's waarop materiaal thematisch gerangschikt is. De eerste twee schijven bevatten aria's uit oratoria en (vooral) opera's (en dan vooral Italiaanse). CD3 bevat Zweedstalige opera-aria's. Voor een klein deel van Zweedse componisten, maar vooral Zweedse vertalingen van bekende Italiaanse opera's als "Tosca" van Pucinni en "Il Trovatore" van Verdi. De laatste schijf bevat liederen - een paar met pianobegeleiding, meestal met met orkestbegeleiding - van Strauss en Rachmaninov, maar vooral ook veel liederen van Zweedse componisten.
De innemende Nigel Douglas belicht in prachtig Engels drie giganten. "There is some extraordinary singing on this DVD, made more attractive by digital reprocessing of pre-hi fi recordings, but that is not the primary attraction. The music is used mostly to illustrate points in the biographical details and critical observations of the documentary's narrator, English tenor and author Nigel Douglas. Besides photos and film clips of "our original three tenors" (silent films for Caruso), the visual attractions include striking views of landscapes and architecture related to the tenors' lives. Douglas's remarks are accurate, precisely observed, and carefully calculated to provide the information most fans will want. Discussing Caruso, he mentions the "chiaroscuro" (control of light and dark shading) in his voice, his talent as a cartoonist and fondness for practical jokes, and a music teacher's verdict that Caruso's voice "is too small and sounds like the wind whistling through the windows."" (Joe McLellan, Amazon)
Onze website en deze zoekfunctie is vernieuwd en we werken er op dit moment hard aan om de laatste puntjes op de i te zetten. Mis je bepaalde functionaliteiten, dan vind je hieronder tijdelijk nog de link naar oude zoekfunctie.