De kamermuziekcomposities voor fluit, harp en strijkers behoren tot de opvallendste van Joseph Jongen. Ze kenden in hun tijd een behoorlijke verspreiding, maar daarna verdwenen ze van het programma, net zoals de meeste werken van deze Luikse componist, die deel uitmaakte van een postromantiek die in het midden van de 20e eeuw een bijzonder kwalijke faam kreeg. Jongen was een vaste gast in de Parijse concertwereld van het interbellum en schreef in die periode kamermuziekwerken die duidelijk getuigen van zijn meesterschap. (Bron: tekstboekje cd).
"De muziek van de Belgische componist Joseph Jongen (1873-1953) kennen we al net zo slecht als die van praktisch al zijn landgenoten. In het kader van de herdenking van de Grote Oorlog van 1914-1918, heeft het orkest van Luik een aantal werken die Jongen in die jaren schreef op CD gezet. Het zijn boeiende stukken met fraaie orkestraties; helemaal in de geest van die tijd. Het meest persoonlijke werk is de Suite voor altviool en orkest, voornaam gestreken door Nathan Braude. In de overige drie werken klinkt Joseph Jongen toch vooral als een navolger van Claude Debussy en Maurice Ravel - tot en met het sluitstuk Pages intimes, dat in alles de sfeer ademt van Ravels Ma mère l'Oye." (Frits van der Waa, Volkskrant; waardering: 4 uit 5 sterren)
Twee kamermuziekwerken van de Vlaamse componist Joseph Jongen, gespeeld door het Erard Ensemble. Dit kwartet bestaat uit Casper Bleumers, viool, Arjan Wildschut, altviool, John Addison, cello, en Edward Janning, piano. Dit is Vol. 41 uit de serie "In Flanders' Fields". Casper Bleumers bespeelt de Erard Grand Piano 2.48 m (1878) uit de collectie van Frits Janmaat, Amsterdam.
"De Belgische componist Joseph Jongen (1873-1953) was een wonderkind dat op zijn 7de al naar het conservatorium in zijn geboorteplaats Luik ging. Hij won de Prix de Rome en andere prijzen en werd directeur van het conservatorium van Brussel: een belangrijke naam in het Belgische muziekleven. Toch bleef hij relatief onbekend. Fijn dat de Amerikaans-Servische pianist Ivan Ilic, voorvechter van de onbekendere namen, zich over Jongens muziek ontfermt. Het levert een smetteloos opgenomen album op met twee bundels Preludes. Jongen schildert hierin met bestaande kleuren, dus je ontkomt niet aan vergelijkingen met bekendere componisten. Zo zijn de 13 Preludes bijvoorbeeld op Debussy geënt. Ilic speelt de sfeervolle stukjes met aandacht en precisie – de ene keer tintelend, dan weer bonkig. De 24 Preludes dans tous les tons zijn onverholen verwijzingen naar Bach – koket is de Fughetta, gedragen de neoclassicistische Sarabande. Olijk rolt de Rigaudon uit Ilic’ vingers." (Maartje Stokkers, Volkskrant; 4 uit 5 sterren)
"In 1911 kocht John Wanamaker een orgel dat een paar jaar daarvoor voor de wereldtentoonstelling van St. Louis gebouwd was. Het orgel, dat met zijn 28.000 pijpen, 455 registers en 6 klavieren het grootste ter wereld was, kreeg een nieuw onderkomen in een warenhuis in Philadelphia. Leopold Stokowski bespeelde het, en Marcel Dupré improviseerde er een voorstudie voor zijn Symphonie Passion. In de jaren 20 gaven de erven Wanamaker een opdracht aan Joseph Jongen voor een compositie waarmee het orgel na restauratie weer feestelijk in gebruik zou kunnen worden genomen. Het plan verwaterde echter omdat in 1927 Jongens vader overleed, en een jaar later opdrachtgever Rodman Wanamaker. Van het geplande concert in Philadelphia kwam niets terecht, waarna de Symphonie Concertante in 1928 in Brussel in première ging. Pas in 1935 klonk het werk voor het eerst in de VS, tijdens een concert in Carnegie Hall." (Muziekweb)
"Het Waalse muzikale zondagskind Joseph Jongen (1873-1953), een 'aristocratische romanticus', kende louter succes, won in 1987 de Prix de Rome en verbleef in allerlei Europese muziekcentra. Hij leidde jarenlang het Brussels conservatorium, dat onder zijn bewind een pendant werd van de Schola Cantorum van Vincent d'Indy. Daarmee is ook de sfeer getekend van zijn composities, wortelend in de Franse traditie van Gabriel Fauré en (de ook in Luik geboren) César Franck. Maar Jongen stond ook open voor de vernieuwingen van Claude Debussy. Resultaat is fijnzinnige en stijlvolle muziek met een krachtig eigen geluid. Zijn muziek is na zijn dood nogal verwaarloosd; dankzij het label Cypres horen we steeds meer van zijn waardevolle kamermuziek. Het meest substantiële stuk hier is de Tweede vioolsonate uit 1909, klassiek driedelig opgebouwd met onderling verweven cyclische thema's zoals Jongen dat van D'Indy had geleerd. De enthousiaste en gedreven uitvoering staat op hoog niveau." (Gerard Scheltens, Luister; cijfer: 8)
Onze website en deze zoekfunctie is vernieuwd en we werken er op dit moment hard aan om de laatste puntjes op de i te zetten. Mis je bepaalde functionaliteiten, dan vind je hieronder tijdelijk nog de link naar oude zoekfunctie.