"De Britse zanger en muzikant Tim Bowness is lid van de muzikale familie van Steven Wilson (zie: No-Man, HB). Wilson heeft als mixer een hand in "Powder Dry". Net als zijn beroemde collega blijkt ook Bowness bevangen te zijn door de charmes van pop en rock uit de eighties – denk in dit geval aan The Cure en Joy Division/New Order. Het leidt tot een spartaans klinkend album. Veel elektronische ritmen en sobere keyboardpartijen met af en toe wat accenten op de gitaar. Een van de kunststukjes is het door hemzelf meerstemmig gezongen "Summer Turned". Het stevige, vervormd opgenomen "Idiots At Large" doet in z’n grimmigheid aan David Bowie in zijn latere, experimentele fase denken. Vooral bij herhaalde beluistering wordt duidelijk hoe fraai de persoonlijke teksten en de spaarzame klanken in elkaar grijpen. Wilson en Bowness maken niet alleen samen muziek, ze praten er ook heel inspirerend over in hun podcast The Album Years. Een aanrader, net als dit juweeltje van een album." (Lust for Life; 4 uit 5 sterren)
Tweede solo-album van de zanger met herkenbare nachtstem. Zijn partner uit No-Man, Steven Wilson, produceerde en er zijn bijdragen van Pat Mastelotto (King Crimson), Colin Edwin (Porcupine Tree), Anna Phoebe (Trans-Siberian Orchestra) en leden van de No-Man live-band (incl. Wilson!). Andrew Keeling, bekend van zijn orkestraties van Robert Fripps soundscapes, leverde strijkersarrangementen voor 4 van de 8 stukken. Het album laat een eigenzinnige mengvorm van artrock en progressieve singer-songwritermuziek horen; van intiem en groots. Het album is opgenomen in de studio's van Phil Manzanera en Steven Wilson en is gemasterd door de van zijn werk voor Pink Floyd bekende Andy Jackson. Tip in iO Pages 122: "De Brit beheerst zijn beperkte zangstem tot in de perfectie, zodat je steeds weer als een blok valt voor die strelende stem die je bitterzoete verhalen influistert. De plaat bevat enkele van Bowness' meest geïnspireerde songs, waarvan er enkele behoorlijk in de lijn van het No-Man-werk liggen." (Alice Switser)
"Although Bowness’ voice – pure and clear – is front and centre throughout, as ever, it acts as part of the whole, balancing emotion, pathos and (passive) aggression perfectly. It seems fitting that Jupp is currently playing with Bowness as Guy Garvey is clearly no stranger to the latter’s beautifully written ballads. Even though he uses far fewer words than many of his contemporaries, each is painstakingly considered, yet open to interpretation. Butterfly Mind could be about many things: ageing, divorce, pandemics, Brexit, paranoia, the butterfly mind that so many experience in this 21st century ‘always on’ culture. About The Light That Hits The Forest Floor is a touching reflection on passing love, yet like the rest of the album it’s neither splashy nor overwrought."|
"Als je Tim Bowness helemaal nog niet kent, kan ik hem sinds dit album het best aan je introduceren met deze omschrijving: Een kruising tussen Prefab Sprout en The Blue Nile. Of liever: de arrangementen van The Blue Nile met de liedjes van Prefab Sprout. In een rij indrukwekkende, maar wat mij betreft ook wel een beetje saaie reeks albums, heeft Tim Bowness met Late Night Laments de voorlopig kroon op zijn werk geplaatst; een voortreffelijk geproduceerde, vlekkeloos gespeelde en prachtig gezongen plaat die, juist door een beetje speelsheid, uitgroeit tot een plaat die je honderd keer kunt draaien zonder naar pillen en wodka te hoeven grijpen, een troostrijk album dat met gemak behoort tot het beste dat er in 2020 is uitgekomen tot nu toe. Voor de liefhebbers is er een bonus-cd, waarop vier stukken uit de sessies voor dit album en één outtake van voorganger Flowers At The Scene, waarop Peter Hammill en Adam Holzman te horen zijn." (Progwereld)
Vette Krent in iO Pages 141: "Het vierde soloalbum van de van No-Man bekende zanger vertelt het relaas van en vertwijfelde rockster in de nadagen van zijn carrière. Symfonische hoogtijdagen vinden hier nieuw leven. Alleen het chaotische, uptempo "Kill The Pain That's Killing You" en de No-Man-achtige droomballade "Nowhere To Go" wijken af. Er zijn fijne gastoptredens van o.a. Ian Anderson, Kit Watkins en David Rhodes, en in de basisopstelling vinden we Bruce Soord (The Pineapple Thief) wiens gitaarspel je gerust verrukkelijk mag noemen. De rol van de veelzijdige gigant Colin Edwin op fretloze, staande en versterkte bas is subliem. Met het toetsenwerk in het overrompelend prachtige "Moonshot Manchild" en de epic "You'll Be The Silence" steekt oudgediende Steven Bennett Tony Banks naar de kroon. De rijke strijkersarrangementen en de productie, door Steven Wilson, is smetteloos. Bowness presteert op de toppen van zijn kunnen en levert simpelweg zijn allerbeste plaat tot nu toe af." (Alice Switser)
Tim Bowness kennen we als de zanger van No-Man, wat in feite een duo is dat hij vormt met Steven Wilson. De solocarrière van laatstnoemde gaat al wat jaren als een spreekwoordelijke speer en No-Man ligt daarom al een tijd stil. Dat verklaart dat Bowness relatief snel na z'n solodebuut "Abandoned Dancehall Dreams" al met een vervolg komt. Opnieuw weet hij zich geruggensteund door prominente collega's. De mix werd gedaan door The Pineapple Thief-voorman Bruce Soord en er zijn bijdragen van Peter Hammill (Van Der Graaf Generator), Phil Manzanera (Roxy Music), Colin Edwin (Porcupine Tree) en Pat Mastelotto (King Crimson). Leek Bowness op de voorganger regelmatig een klassieke symfonische rocksound te omarmen, deze opvolger is ietwat schetsmatiger van opzet, bevat enkele ultrakorte tracks en valt meer in de Bowness vertrouwde 'progressieve sfeerpop'-categorie. Opvallend is "Sing To Me", dat gebaseerd is op een No-Man-demo uit 1994. Het origineel "Best Boy Electric" staat in een nieuwe Steven Wilson-mix op deze 'limited edition'.
In 1994 brengt No-Man het prachtige progressieve popalbum "Flowermouth" uit, waarop elementen uit prog, triphop, dance en ambient samenvloeien. Een rijtje topmusici werkt mee, waaronder Robert Fripp (King Crimson) en Richard Barbieri (Japan). Het duo dat No-Man aanvoert bestaat uit zanger Tim Bowness en gitarist/multi-instrumentalist Steven Wilson. Die laatste is de grote man van Porcupine Tree. Die groep was toen nog vrij onbekend. Sterker: het was pas net een groep, want tot aan 1993 een solo-zijprojectje van Wilson. In 1993 vroeg hij muzikanten die hij kenden van hun bijdragen aan No-Man voor de live-band Porcupine Tree, waaronder opnieuw Richard Barbieri. Die was echter tegelijkertijd met dit duoproject met Bowness bezig. Dat klinkt eigenlijk zoals No-Man later ook zou gaan klinken toen de dance-invloeden overboord werden gezet. Meer dus als Jansen/Barbieri/Karn en late Japan, met Bowness' fluistervocalen als prima David Sylvian-substituut. Karn en Jansen werken, evenals Wilson, dan ook mee aan dit album.
Onze website en deze zoekfunctie is vernieuwd en we werken er op dit moment hard aan om de laatste puntjes op de i te zetten. Mis je bepaalde functionaliteiten, dan vind je hieronder tijdelijk nog de link naar oude zoekfunctie.