"Joseph Martin Kraus (1756-1792) werd in hetzelfde jaar geboren als het Oostenrijkse wonderkind maar daar houdt de overeenkomst met Mozart op. Kraus was om te beginnen geen Zweed maar een Duitser. Hij verhuisde pas op zijn 22ste levensjaar naar Stockholm, gelokt door kleurrijke verhalen over het rijke culturele leven aan het hof van koning Gustav III. Dat viel tegen. De jonge musicus leefde drie jaren in bittere armoede voordat de vorst het talent van Kraus ontdekte en hem aanstelde als kapelmeester. Hij verdiende er driehonderd dukaten per jaar mee en mocht reizen maken langs de belangrijkste culturele centra van Europa. Terug in Stockholm werd Kraus een centrale figuur in het culturele leven tot zijn beschermheer koning Gustav op een gemaskerd bal in maart 1792 werd doodgeschoten. Voor de begrafenis componeerde Kraus een schitterende rouwcantate." (Volkskrant)
"Het is een merkwaardige speling van het lot dat voor leven en werk van Joseph Martin Kraus (1756-1792) tegenwoordig vooral in Zweden aandacht bestaat. Dat heeft vooral te maken met het feit dat Kraus de laatste jaren van zijn leven in dienst van het Zweedse hof werkte en daar vooral indruk maakte met zijn opera Aeneas i Cartago. Kraus was echter afkomstig uit Duitsland en had daar ook zijn muzikale opleiding ontvangen. Bovendien kon Kraus op kosten van zijn Zweedse werkgever een lange studiereis maken naar Duitsland, Oostenrijk, Italië en Frankrijk, zodat zijn muziek eerder de algemene Europese ontwikkelingen volgt, dan dat zij zich als voorloper van een Zweedse nationale muziek laat beschouwen. De hier opgenomen strijkkwartetten illustreren dat nader. Zij zijn vooral opmerkelijk door de experimentele eigenzinnigheid waarmee Kraus eigenschappen van Haydn en Gluck in zijn muziek verwerkte." (Muziekweb)
Het is een krachtig werk, en ja, soms denk je aan het Requiem van Mozart, met een lange, sombere en broeierige orkestrale inleiding (track 5), explosief openingskoor (track 6), furieuze tenoraria waar Tamino bijna van wegrent. de slang in Bergmans Zweeds gezongen Zauberflöte (track 7), gepassioneerde sopraanaria die Dona Anna of Dona Elvira woedend zou kunnen zijn die op Don Giovanni raast (track 8), een duet dat hier wordt toegeschreven aan sopraan II en tenor (daarover zie hieronder) dat zou kunnen komen van... Gluck's Orfeo (track 9), etc. (...)|
"Joseph Martin Kraus (1756-1792), even oud als Mozart en één jaar na hem gestorven. Hij was een Duitser van geboorte, die laat begon te componeren, op zijn zeventiende. Hij was lang werkzaam in Stockholm, maar reisde door heel Europa. In Wenen maakte hij kennis met Haydn, die, altijd bereid andermans talent op waarde te schatten, Kraus een van de grootste genieën noemde die hij ooit had gekend. In het Miserere uit 1773 lijkt het Alleluia van Mozart te klinken (Gloria patri). Het Requiem uit 1775 is één lang, diepzinnig verhaal en de componist houdt ons voortdurend bij de les. Geen zwak moment. Kraus staat in zijn kerkmuziek schouder aan schouder naast Mozart. In Stella coeli (1783) is de meesterhand nog duidelijker, de fugatechniek nog meer vanzelfsprekend toegepast. Het Deutscher Kammerchor glorieert op deze opname. Als Constanze Mozart nu eens Kraus had gevraagd, in plaats van de zoete Süssmayer, om Mozarts Requiem te voltooien, wat was dan het resultaat geweest?" (Jurjen Vis, Klassieke Zaken)
Onze website en deze zoekfunctie is vernieuwd en we werken er op dit moment hard aan om de laatste puntjes op de i te zetten. Mis je bepaalde functionaliteiten, dan vind je hieronder tijdelijk nog de link naar oude zoekfunctie.