Opname: 1942-1964
"Wolf-Ferrari was a composer of great artistic merit, Italian by nationality but raised in Germany, unfairly forgotten and deserving of rediscovery. His works meld compositional and spiritual ele ments with a preference for melodic purity and smooth harmonies, a passion for clear and linear forms inspired by Classical-era Vienna, and a meticulous approach. His aversion to complexity and his love of clarity and simplicity – as far removed from the operatic verismo movement as from the experiments of the avant-garde – meant he was, in a certain sense, an isolated figure, yet he knew that, despite the nostalgia in his writing, he had his own vibrant and original voice. His writing for strings displays expert compositional technique and a thorough technical knowledge of the instruments." (brilliantclassics.com)
Wolf-Ferrari is famous for his operatic works in which he invented a new idiom by transplanting 18th-century Venetian culture into the 20th century. But almost all of the composer?s orchestral music dates from his final years and occupies a different expressive realm. The Suite veneziana resonates with melancholy, and the Triptychon is a contemplative, passionate masterpiece of orchestration. Subtle use of counterpoint transforms the Divertimento into a playful exploration of themes, while Arabesken pays tribute to an old friend, the Venetian painter Ettore Tito (1859?1941). His own elegantly simple melody, known as ?Tito?s theme?, is turned by Wolf-Ferrari into a sequence of sumptuous orchestral variations culminating in a powerful fugue.|
Ermanno Wolf-Ferrari (1876 - 1948), was een Duits-Italiaans componist. Zijn vader was de kunstschilder August Wolf, van Duitse afkomst, en zijn moeder, Emilia Ferrari, was Italiaanse. Hij verkoos zich naar zijn beide ouders te vernoemen. Na te zijn begonnen als beeldend kunstenaar, koos hij voor een studie aan de Münchense Hochschule für Musik und Theater (1892-1895) bij Joseph Rheinberger. Tijdens zijn studies in München componeerde hij zijn eerste werk, een serenade voor strijkers, die in 1895 ook aldaar uitgevoerd werd. Snel populair geworden door zijn operasuccessen, woonde hij zowel in Duitsland als in Italië. Toch waren de opera's die hij schreef typisch Italiaans, en gebaseerd op een veelal Italiaans libretto. Hij was koorleider in Milaan en in 1902 werd hij benoemd tot directeur van het Conservatorio Benedetto Marcello in Venetië (tot 1909) en wijdde zich in die periode in hoofdzaak aan het componeren. Zijn cantate La Vita Nuova (1902) is gebaseerd op het gelijknamig dichtwerk van Dante. (Wikipedia)
Ermanno Wolf-Ferrari (Venetië, 12 januari 1876 - aldaar, 21 januari 1948), was een Duits-Italiaans operacomponist. Wolf-Ferrari is een vreemde eend in de bijt van de Italiaanse muziekgeschiedenis. Zijn vader was de kunstschilder August Wolf, van Duitse afkomst, en zijn moeder, Emilia Ferrari, was van Italiaanse afkomst. Hij verkoos zich naar zijn beide ouders te vernoemen, Wolf-Ferrari dus. (...) Snel populair geworden door zijn operasuccessen, woonde hij zowel in Duitsland als in Italië. Toch waren de opera's die hij schreef typisch Italiaans, en gebaseerd op een veelal Italiaans libretto. Waar Pietro Mascagni "de mist inging" met zijn Le Maschere (1901), wist Wolf-Ferrari feilloos de aansluiting te verkrijgen door het toenmalige commedia dell'arte te vertalen naar het 20e-eeuwse operatoneel. (...) Vanaf 1939 was hij professor aan de Universität für Musik und Darstellende Kunst "Mozarteum" Salzburg. (...)
"Much the best cigarette advertisement in the business, the little opera appears as yet without a Government Health Warning attached. As a miniature comic masterpiece it gives Gianni Schicchi a run for its supremacy. The very spirit of Falstaff lives in its energy, its magical orchestration, its alternating knockabout and fragrant tenderness. The orchestral playing here is first rate, Pritchard neither hurrying nor coarsening, if anything perhaps relaxing a shade too luxuriously in the delicious trickles of harp and woodwind. Bruson, a fine manly male in his vocal characterization, sings scrupulously, darkening his tone to give point to the glancing Pagliacci and Otello references. Scotto inflicts a twinge or two as anything resembling a high note approaches, but is otherwise warm-voiced and full of resource in her expressivenes." (J.B.S., Gramophone 1988)
Onze website en deze zoekfunctie is vernieuwd en we werken er op dit moment hard aan om de laatste puntjes op de i te zetten. Mis je bepaalde functionaliteiten, dan vind je hieronder tijdelijk nog de link naar oude zoekfunctie.