Opera opgenomen in de Opera National, Bastille in Parijs in oktober 2002
Oktober 2009 op het programma van het Orkest van het Oosten. "This 45 m. Concerto militaire is the most important of the works he composed before his famous operettes - here recorded complete for the first time. After his death, the score was badly edited by cellist Jean-Max Clement, who reconstructed the second and third movements from piano sketches. He was unaware that the Offenbach family archives contained complete versions. Tragically, after Offenbach's death the three movements were separately sold, and it has been due to the detective work of editor Jean-Christophe Keck that all three movements have finally been brought together. Both the opening and the finale introduce military themes, with the main theme of the finale anticipating the rollicking style of the operettas. The Andante by contrast brings a warmly flowing melody beautifully written for the cello. The fill-ups, from later in Offenbach's career, add greatly to the attractions of the disc. A most welcome issue." (E. Greenfield, Gramophone)
"De veelgebruikte Choudens-editie uit 1907 is uitgangspunt, mét latere toevoegingen en verbeteringen. Regisseur Robert Carsen brengt het werk met de van hem bekende helderheid en originaliteit. Shicoff speelt Hoffmann met tomeloze energie, prachtige details en een trucklading flair. Hoffmanns geliefden zijn wisselend van kwaliteit, maar Rancatore is virtuoos als Olympia. Indrukwekkende decors, prachtige bijrollen en een heel sterk acterend koor compenseren de paar ongerechtigheden." (naar HvE, Luister)
Hoogtepunten uit de Duitstalige versie van Offenbachs 'Orphëe aux enfers', opgenomen in 1977 in het Festspielhaus Recklinghausen met populaire Duitse zangers, waaronder de sopraan Anneliese Rothenberger en de tenor Adolf Dallapozza.
"Een bonte, kolderieke versie. Hip en hups van A tot Z. Regisseur Laurent Pelly heeft 't verhaal over een Zweedse baron die van het wilde Parijse leven wil proeven naar het heden verplaatst. Gelikte, drukke decors (Chantal Thomas) en hippe, sexy kostuums (Pelly zelf) doen je regelrecht in het hectische Parijs van nu belanden. Een zeldzaam voorbeeld van een moderne regie die de kracht en kwaliteit van een oud werk volledig benut. Noemenswaardig zijn ook de ballet-intermezzos (choreografie: Laura Scozzi): komische korte blikken in 't Parijse nachtleven. De cast is uitstekend. Bijvoorbeeld de Gabrielle van Marie Devellereau. Met haar felle, zeer overdreven manier van zingen, moeiteloze hoge noten en grappige zang-effecten, betoont ze zich een actrice in alle opzichten. Ook Laurent Naouri laat veel vocaal acteervermogen horen als baron Gondremark. Jean-Sébastien Bou zingt 'n klinkende, zeer muzikale Raoul de Gardefeu en Maria Riccarda Wesseling is zwoel verleidelijk als Métella." (Jordi Kooiman, Opera Magazine)
U vond al een Philips-CD van het Phiharmonia Orchestra met Offenbach-ouvertures in onze collectie. Die opnamen stammen echter uit 1981 en zijn gemaakt onder leiding van Sir Neville Marriner. Deze CD bevat opnamen van 6 jaar later, weliswaar met hetzelfde orkest maar nu o.l.v. Antonio De Almeida. Uniek in onze collectie aan deze CD is de aanwezigheid van de ouverture van Die Rheinnixen. De Can Can waaraan de CD zijn naam ontleent vindt u aan het eind van de ouverture van Orphée aux Enfers (later ook gebruikt in het beroemde ballet Gaîté Parisienne.
Heruitgave uit 2014 van opname in De Munt, Brussel. "This energetic 1997 performance conveys the vitality of Orphée aux Enfers as theater piece and, most of the time, does justice to Offenbachs fizzy score. Herbert Wernickes modern-dress production, impressively using the full height and depth of the La Monnaie stage in the second and fourth scenes, features some nice touches. Mercure regularly makes flying entrances like Peter Pan. The staging of the fly duet is suggestive rather than literal and plays convincingly. Most of the singing is superior. The Eurydice, Elizabeth Vidal, has a round, full-bodied tone and good legato, and her excursions in alt are utterly secure. Both principal tenors, Alexandru Badea (Orphée) and Reinaldo Macias (Pluton), have forward, ringy voices, with depth and weight. Dale Duesings baritone sounds lighter, more French than the tenors do, but his tapered tones are clear. The female deities, soprano and mezzo alike, all sing with warm, luscious tones." (S.T. Vasta, Operanews)
Onze website en deze zoekfunctie is vernieuwd en we werken er op dit moment hard aan om de laatste puntjes op de i te zetten. Mis je bepaalde functionaliteiten, dan vind je hieronder tijdelijk nog de link naar oude zoekfunctie.