Notre Dame is een romantische opera in twee bedrijven van de Oostenrijks-Hongaarse componist Franz Schmidt, op een libretto van Leopold Wilk en de componist. Het stuk is gebaseerd op de roman De klokkenluider van de Notre Dame van Victor Hugo. Schmidt componeerde het werk tussen 1904 en 1906. De wereldpremière vond plaats op 1 april 1914 in de Wiener Hofoper. De opera was populair tot het begin van de jaren '20, maar verdween daarna uit het zicht. Na de Tweede Wereldoorlog beleefde het stuk een revival in Wenen en Dresden. Het bekendste deel van de opera is het instrumentale intermezzo, dat onder de titel "Zwischenspiel aus einer unvollständigen romantischen Oper" al in 1903 voor het eerst werd uitgevoerd en later in Notre Dame werd verwerkt.
"A German and an Austrian expressing community with their cultural heritage. Hindemith's 1925 back-to-the-baroque concerto is a defiantly anti-romantic, short, sharp shocker. Schmidt harks back nostalgically to the previous century with all those lovely 'bad habits' of the late romantics. Ostensibly written 'in the spirit of Schubert', it is a Schubert distantly glimpsed through a haze of harmonic complexity. Schmidt's only concession to early 19th century procedures was the use (for him) of a surprisingly modest orchestra. One that, paradoxically, is probably smaller than Hindemith's. Schmidt's symphony is as apparently effusive as Hindemith's Concerto is terse. Brahms and Bruckner (and R. Strauss, in this performance) are recalled more than Schubert, and, of course, Bach: the orchestral blend and slow moving bass lines often seem imagined from the organ loft. Neeme Jarvi's is the finest recording to date. The Chicago orchestra are on good form. A rewarding coupling." (John Steane, Gramophone)
"Franz Schmidt voltooide zijn vierde symfonie in 1933 na de dood van zijn dochter. Dit gloedvolle werk zou een requiem voor haar worden. Het is een bezonken symfonie in de laatromatische traditie met een volslagen eigen signatuur. Schmidt beschreef de markante trompetsolo waar het werk mee opent als 'de laatste muziek die men meeneemt naar gene zijde, nadat men eronder geboren en geleefd heeft'." (Emile Stoffels, Luister)
"Kolly opent zijn programma met de kolossale Chaconne in cis, waarvan Schmidt later een orkestversie maakte in de wat praktischer toonsoort d-klein. Het is feitelijk een vierdelige symfonie, gebaseerd op de vier kerktoonsoorten Aeolisch, Lydisch, Dorisch en Ionisch, waarbij de delen twee en drie respectievelijk als langzaam deel en scherzo figureren. In dit werk sublimeert Schmidt de symfonische verworvenheden van zowel Brahms als Bruckner tot een immens bouwwerk dat zowel in de orkestversie als op het orgel eminent tot zijn recht komt. Een chaconne zonder pedaalklavier vereist de nodige aanpassingen, maar Kolly neemt de uitdaging aan en slaagt er wonderwel in om ons in deze pianoversie te overtuigen." (opusklassiek.nl)
Onze website en deze zoekfunctie is vernieuwd en we werken er op dit moment hard aan om de laatste puntjes op de i te zetten. Mis je bepaalde functionaliteiten, dan vind je hieronder tijdelijk nog de link naar oude zoekfunctie.